Neus ruikt



Onze neus stelt ons in staat om dingen te ruiken. Maar wat ruiken we nu juist?
De stoffen die we ruiken en die ervoor zorgen dat een bes naar dennen ruikt en een akker naar zijn mest, zijn ofwel gasvormig, ofwel zijn het stoffen die kunnen oplossen in water.
De deeltjes die zo vrijkomen, komen via de lucht in onze neus terecht, waar we ze waarnemen.

De neus bestaat uit twee grote delen met elk een verdere onderverdeling:
1.      De uitwendige neus   
a.       Neusbrug
b.      Neusvleugels
c.       Neuspunt

2.      De inwendige neus
a.       Linkerneusholte
b.      Rechterneusholte
c.       Neustussenschot
d.      Neusslijmvlies
e.   De drie neusschelpen









Hoe nemen we geuren nu effectief waar?
Lucht die we inademen, komt onze neus binnen. Binnenin onze neusholte zit het neusslijmvlies dat stof opvangt uit de ingeademde lucht. Het slijmvlies zal verder ook koude lucht verwarmen en te droge lucht ietwat bevochtigen.
De haartjes in onze neus zullen ervoor zorgen dat het vuil weer naar buiten kan in de vorm van snot.

Het slijmvlies vormt drie diepe plooien die we neusschelpen noemen. Ons eigenlijke reukvermogen bevindt zich in de bovenste neusschelp die we het reukslijmvlies noemen.
Evenals bij de smaakcellen zijn er ook hier steuncellen aanwezig die ervoor zorgen dat de informatie in de hersenen terecht komt.
Afhankelijk van de grootte hiervan zal er beter geroken worden. Zo is dat van een hond bijvoorbeeld ongeveer 35 keer zo groot in oppervlakte als dat van de mens, waardoor een hond bijgevolg ook veel beter kan ruiken.

De receptoren zijn gevoelig voor een zeer groot aantal geuren, maar na enige tijd treedt er wel gewenning op. Zo zal een muffe geur in een kamer ons enorm opvallen als we binnenkomen, maar na enkele minuten lijkt die geur veel minder of zelfs verdwenen. Dit komt doordat onze geurreceptoren gewend zijn aan de geur en daardoor geen impulsen meer naar onze hersenen sturen.